Vliegvistips voor de beginnende vliegvisser op rivier
Het is zover! De vliegvismicrobe heeft je te grazen genomen. Via internet of een andere bron heb je onze club ontdekt. Op een dinsdagavond ben je eens komen kijken hoe het er hier aan toe gaat. Meteen was je overtuigd: dit is “the place to be!”. Misschien komt jou deze vliegvisdoenerij over als één grote jungle. Al die verschillende soorten vliegen! Welke moet ik nu gebruiken? Hoe moet ik daar nu mee vissen? Welke hengel en vliegenlijn moet ik mij aanschaffen? Wat moet ik allemaal bij de hand hebben wanneer ik daar in het midden van een rivier met mijn vliegenhengel sta te zwaaien in de hoop een forel of vlagzalm te verschalken? Geen paniek! Het ziet er allemaal nogal ingewikkeld uit doch dit is slechts schijn. Na je eerste seizoen als vliegvisser ga je, dank zij je eigen ervaringen en vooral door de informatie die je in onze club gaat bekomen, al een grote stap vooruit gezet hebben. Ziehier enkele tips die je al heel wat op de goede weg zullen helpen.
Wat moet ik allemaal in mijn bezit hebben bij een vliegvisbeurt?
Soorten vliegenlijnen
WF-lijnen = “Weight Forward”-lijnen d.w.z. het meeste gewicht van de lijn ligt in het voorste gedeelte, namelijk het gedeelte dat uit het topoog van je hengel in de lucht beweegt.
DT-lijnen = “Double Taper”-lijnen = dubbel tapse lijnen, d.w.z. de vliegenlijn is langs beide uiteinden symmetrisch opgebouwd.
Een beginnende vliegvisser (werper) schaft zich best een WF-lijn aan omdat het gedeelte lijn dat hij in de lucht moet houden zwaarder weegt dan bij een DT-lijn. Meer gewicht betekent gemakkelijker werpen omdat men de lijn, door haar groter gewicht, beter aanvoelt. Geen nood! Indien je al over een DT-lijn beschikt, lukt het ook wel.
F = “Floating” (drijvend)
S = “Sinking” (zinkend)
I = “Intermediate” (zeer langzaam zinkend)
F/S = voorste gedeelte zinkt, de rest blijft drijven. Men spreekt hier ook van een “sink-tip”. Het zinkend gedeelte kan 1 tot 9 m bedragen.
DT-4-F is een dubbeltapse-lijn in de gewichtsklasse 4 en het gaat om een drijvende vliegenlijn.
WF-6-S is een “Weight-Forward”-lijn in de gewichtsklasse 6 en het gaat om een zinkende vliegenlijn.
Soorten hengels
Welke soort hengel je kiest hangt een beetje af van je persoonlijke smaak.. Indien je een vliegenhengel wenst te kopen zou je aan de winkelier moeten vragen of je de hengel even mag testen m.a.w. mee mag werpen. Eerste vereiste is natuurlijk dat die winkelier over een werpruimte beschikt en dat jijzelf al een beetje kan werpen.
Hengels hebben ook een gewichtsklasse en die wordt uitgedrukt met de benaming “AFTMA” gevolgd van een cijfer; hoe hoger het cijfer, des te zwaarder de hengel. Het gewicht van de vliegenlijn moet overeenstemmen met het gewicht van de hengel! Bij een hengel AFTMA 5 hoort een 5-lijn. Een speling van één cijfer naar boven of onder is dikwijls mogelijk. Zo zal een 5-hengel meestal wel een 4- of 6-lijn kunnen werpen. Bij een groter verschil naar boven toe, zoals bijvoorbeeld een 5-hengel met een 8-lijn, ga je de hengel overbelasten. Als je dan nog vele meters lijn en dus veel gewicht in de lucht hebt zou je wel eens kunnen brokken maken. Tenslotte hebben hengels nog een bepaalde lengte en die wordt uitgedrukt in aantal “voeten” (feets). Een voet is +/- 25 cm.
Ik had je reeds aangeraden een WF-lijn te kopen. Welke hengel koop ik daarbij? In welke gewichtsklasse? Hoe lang moet die hengel zijn? Welke vliegenlijn? Voor de riviervisserij: een parabolische of semi-parabolische hengel – AFTMA 5 – 8,5 à 9 voet + een WF-5-F.
Soorten leaders
Een leader is het verbindingsstuk tussen je vliegenlijn en je vlieg. Er zijn vele soorten leaders waarvan ik slechts de voornaamste vernoem.
De hiervoor vernoemde leaders drijven indien men ze invet. Ze zinken indien men ze met een zinkmiddel behandelt. Verder zijn er nog zinkende leaders, gaande van traag tot snelzinkend. Zulke leaders “werpen” vanwege hun gewicht moeilijker dan drijvende leaders. Op rivier gebruiken wij best taps verlopende leaders. Deze “slaan beter over” wat dan ook een betere presentatie (landing) van de vlieg teweegbrengt. Ze zijn zeker aan te raden voor het vissen met de droge vlieg omdat hier een goede presentatie zeer belangrijk is!
Hoe verbind ik mijn leader aan de vliegenlijn?
Mijn advies luidt: een “lus-in-lusverbinding”. Hiervoor dient zowel het uiteinde van de vliegenlijn als het bovenste gedeelte van de leader op een lus te eindigen. Om de beide lussen in elkaar te doen schuiven is er slechts één juiste manier: Schuif de lus van de leader over de lus van de vliegenlijn > Steek de punt (dunste stuk) van de leader door de lus van de vliegenlijn > Trek de leader verder door tot de twee lussen in mekaar schuiven. Niets is makkelijker! Dit systeem heeft het grote voordeel dat je, volgens de hengelsituatie, snel van leader kan wisselen!
Hoe maak je een lus op het uiteinde van je vliegenlijn?
Bevestig een lus aan je vliegenlijn via een “loop-on-junction” (is apart te koop). Een loop-on-junction is een stukje holle gevlochten nylon buis dat eindigt op een lus. Op de nylon buis is een plastic hulsje (quick joint) geschoven. Schuif het plastic hulsje zover mogelijk naar de lus toe en schuif vervolgens de vliegenlijn in de loop-on-junction tot tegen het plastic hulsje. Schuif nu het plastic buisje over de vliegenlijn tot bijna op het einde.van de loop-on-junction. Breng een lekje secondenlijm aan op hetuiteinde en schuif snel het plastic hulsje er over heen. Muurvast!
Onderhoud van vliegenlijn en leader gedurende het vliegvisseizoen
DE PRAKTIJK:
In het vliegvissen spreken wij van:
Larven ontstaan uit de eitjes van bepaalde insecten. De meest bekende en meest gebruikte is de larve van de kokerjuffer (in het engels: “sedge” – in Amerika spreken ze van “caddis”) Nimfen zijn in feite onderwaterdiertjes die voortspruiten uit de eitjes van ééndagsvliegen doch in het vliegvisjargon wordt het woord ‘nimfen’ ook bijvoorbeeld gebruikt als men met larveimitaties vist. Natte vliegen bootsen dode of verzopen volwassen insecten na of ook volwassen vrouwelijke insecten die hun eitjes onder water afzetten. Streamers bootsen een soort visje na. Emergers bootsen uitkomende insecten na die van de bodem naar de oppervlakte opstijgen om daarna uit te vliegen als volwassen insecten.
Het vissen met de droge vlieg
In welke richting werpen?
Interetsante plaatsen om naartoe te werpen:
Bij de aanvang van het seizoen is het rivierpeil meestal hoger en is er dus meer stroming. Zoek dan de kalmere plekken op naast de felle stroming. Naargelang het seizoen vordert zoekt de vis meer en meer de stroming op omdat daar meer zuurstof aanwezig is.
Zeer belangrijk:
- De droge vlieg mag geen sporen trekken (“drag”) in het water maar moet op een natuurlijke manier, als een echt insect, met de stroming meedrijven. Uitzondering hierop is het vissen met sedges. Een sedge “schaatst” dikwijls over het water wat natuurlijk de aandacht van de vissen trekt. Zo kan men doelbewust zijn droge sedgevlieg over het wateroppervlak trekken en dus sporen in het water veroorzaken.
- Tevens moet de leader mooi uitgestrekt op het water landen.
Dikte van de leaderpunt:
Van 0,08 mm tot 0,16 mm. Hoe sneller de stroming, hoe dikker men mag gaan en omgekeerd. De vis ziet minder goed door het gebroken wateroppervlak en heeft minder tijd om de passerende vlieg te bestuderen. Hoe minder helder het water, hoe dikker en omgekeerd. Vlagzalm is schuw van nylon; vis dus steeds dunner dan bij forelvisserij!
Grootte van de vlieg:
Hoe meer stroming, hoe groter de vlieg en omgekeerd. Hoe minder helder water, hoe groter de vlieg en omgekeerd. In het begin van het seizoen gebruikt men grotere vliegen en naargelang het seizoen vordert kleinere. Volgens de soort vis: voor vlagzalm kleinere vliegen en voor forel grotere. Wat is nu groot?:
haakmaat 10 à 12 = groot
haakmaat 14 à 16 = middelmatig
haakmaat 18 en kleiner = klein
Het vissen met de natte vlieg:
Wanneer onze natte vlieg een dood insect nabootst, moet ze ook bewegingsloos met de stroming afdrijven. Men spreekt hier van ” vissen in dead drift” (zie verder onder “nimfen”). Wanneer wij daarentegen een ei-afleggend insect willen nabootsen, dienen wij onze natte vlieg met schokjes door het water te laten bewegen. Men kan de natte vlieg als enige gebruiken; men kan ze ook aan een zijlijntje (dropper) binden in combinatie met een verzwaarde nimf op de punt en eventueel nog een derde vlieg aan een zijlijntje. Dit heeft als voordeel dat men op drie verschillende diepten vist.
Het vissen met de nimf of de larve:
Wanneer men zijn nimf kort bij de bodem vist heeft men het meeste succes; dit is zeker het geval in het voorjaar. Dus vissen wij best met verzwaarde nimfen doch dit volstaat niet! De kunst is ook de vlieg zo lang mogelijk tegen de bodem te houden! Hiervoor ga ik als volgt tewerk. Op de leaderpunt knijp ik één of twee loodhagels op +/- 30 cm van de verzwaarde nimf. In kabbelend water heb ik de gewoonte om dwars in te werpen en schuin stroomaf te nimfen. Om de nimf diep te doen afzinken bij het stroomaf vissen stop ik de hengel bij de voorwaartse afworp op 12 à 1 uur zodat de vliegenlijn tamelijk kort bij mij op het water landt. Onmiddellijk daarna laat ik mijn hengeltop neerwaarts zodat de leader vrij kan afzinken en mend ik de vliegenlijn, d.w.z. ik verleg de stroomafwaartse bocht in mijn vliegenlijn (veroorzaakt door de stroming) met een beweging van de hengeltop terug stroomopwaarts. Bij dieper water en/of meer stroming werp ik nog wat vliegenlijn na teneinde de nimf samen met de loodhagels nog dieper te doen belanden. Na een betrekkelijk lange afzinkfase neem ik contact op met mijn vlieg om dan de rest van de drift effectief uit te vissen. Hierbij volg ik met de hengeltop de afdrijvende vliegenlijn zonder af te remmen en blijf ik, indien nodig, de lijn menden. Ook kan ik de afdrift verlengen door telkens bij het menden supplementair vliegenlijn uit mijn topoog te laten schieten. Deze manier van vissen noemt men vissen in dead drift. Zo blijft mijn nimf tegen de bodem en drijft ze op een natuurlijke manier metde stroming mee. Op het einde van de drift zal de nimf uitzwaaien en door de stroming omhoog geduwd worden wat op een opstijgend (emerger) insect lijkt.
In plaats van dead drift kan men zijn vlieg ook actief doen bewegen door bijvoorbeeld kleine schokjes met de hengeltop te geven, door de afdrift eventjes tegen te houden zodat de nimf van de bodem loskomt enz.
Ook kan men schuin stroomop of volledig stroomopwaarts nimfen wat natuurlijk meer binnenstrippen van de lijn vergt.
Het vissen met emergers:
Men kan ze vissen:
- Half water
- Kort onder het wateroppervlak
- In de waterspiegel (gesopt)
Blaas de emergers wat leven in door de lijn tegen te houden en wat schokjes met de hengeltop te geven waarna men ze terug even laat afdrijven of laat ze gewoon passief afdrijven.
Het vissen met streamers:
Werp de streamer dwars over de stroming heen en laat hem gewoon afdrijven of geeft korte, vinnige rukjes aan de vliegenlijn. Op het einde van de drift stript men met korte rukjes terug binnen.
Hoe registreert men de beten bij het “nat vissen”?:
Tot slot:
Er kan nog veel meer verteld worden en iedereen heeft zo zijn eigen manier van vissen. Indien je echter al wat ik hier verteld heb toepas dan ben ik ervan overtuigd dat je snel een goede vliegvisser zal worden!
Tekst: André Schueremans