Het visseizoen op rivier zit er weer op en we zijn weer heel wat ervaring rijker. De terugblik op een 25-tal fijne visdagen die ik met enkele clubleden mocht beleven, valt uitzonderlijk goed mee. Ik las vorige winter een artikel op het internet waarin een ‘op leeftijd gekomen’ vliegvisser uit Wales terugblikte op zijn hobby. Hij genoot nu meer van zijn visserij dan vroeger door meer tijd te besteden aan observatie langs de waterkant en rustiger, meer doordacht te vissen. Hij raadde iedere ‘wat oudere’ vliegvisser aan om vooral te focussen op verfijning: alle parameters van je visserij nauwkeuriger afstellen in overeenstemming met de eigen observaties. De term FINE-TUNING dook overal op in zijn artikel en ik heb hem overgenomen als titel voor dit artikel omdat zijn filosofie het eerste was wat mij te binnen schoot bij mijn terugblik op het voorbije visseizoen.

Elk jaar is toch weer anders met een aantal aangename en minder aangename verrassingen. Zeker het weer was dit jaar een zeer invloedrijke factor in onze vliegvisserij. Het was ook niet meer zo’n uitgesproken jaar van de Dun. De oorzaak zal wel voor een deel te zoeken zijn bij de zeer zachte winter en het uitzonderlijke droge voorjaar. Voor de voorjaars Blue Duns waren we te laat bij onze start in april: die waren al in maart uitgekomen. De andere insecten kwamen achtereenvolgens uit in soms verbazend grotere aantallen t.o.v. vorige jaren: Rhithrogena’s, meivliegen en tot in het najaar veel kokerjuffers. Het vergde wel wat wandel- en observatiewerk om te ontdekken op welke plaatsen deze insecten uitkwamen en daar was het dan steeds leuk vissen met de droge vlieg. Veel forellen hadden meer dan vorige jaren een uitgesproken voorkeur voor gele vliegen, zowel voor gele duns als voor gele meivliegen en gele Buck Cadissen. Van bij onze start in april waren er al forellen aan het stijgen op middelgrote gele eendagsvliegen die we vrij regelmatig zagen uitkomen. Toen we er enkele te pakken kregen voor een fotoshoot en ze thuis op internet konden determineren, bleken het tot onze blijde verrassing om een voor ons onbekende soort te gaan: Rhithrogena Semicolorata. In visserstaal heten ze Olive Upright. Het is een neef van de beroemde March Brown. Ze hebben bij het uitkomen opvallend gele poten en een bleekgele onderkant en worden daarna snel bruiner. Ik had nog nergens vernomen dat deze steenkleversoort in grote getale voorkomt in de Eifel. Mijn vismaat vond algauw de juiste felgele imitatie en we waren vertrokken voor een maand met grote beekforellen en enkele mooie vlagzalmen. Door die vroege zachte lente zette de natuur er vaart achter. Halfweg de maand mei stonden we al tussen de massaal uitkomende meivliegen. In tegenstelling met vorig jaar joegen de forellen er nu wel overdag zeer gretig op. Door ons vele wandel- en observatiewerk waren we ook meer op de juiste momenten op de juiste plaatsen aan het vissen. We hebben dan ook 2 maanden lang de leukste meivlieg-visserij van ons leven meegemaakt. In augustus stond alles op een laag nat pitje door de felle regenbuien en de te hoge waterstand. Maar tijdens de zachte nazomerdagen van september en oktober waren de stijgende vlagzalmen dan weer talrijker en groter dan de vorige jaren en trokken we er soms zelfs 2 maal per week op uit. Zoals eerder al vermeld, valt er elk visjaar wel wat anders te beleven aan een rivier. Het weer was dit jaar de meest invloedrijke en vangstbepalende factor. Maar ook onze visfilosofie, die fine-tuning, speelde een belangrijke rol. We hebben weer een aantal parameters in onze visserij op een aangename manier bijgesteld, in overeenstemming met onze eigen wekelijkse observaties. Die verfijning was vorige winter al begonnen bij de voorbereiding. Vismaat Danny had mij toen kunnen overtuigen om naast mijn veel voldoening gevende 10 voet lange #3 hengel ook nog een fijn 9 voet #2 ‘sprietje’ aan te schaffen. In het begin was dat wel even wennen maar met een droog vliegje of een licht nimfje vist dat zo zalig dat het nu mijn basisuitrusting is geworden, wel nog met een #3 DT lijn op de reel. Ook mijn verdere uitrusting werd doorgelicht. Met het meer en meer vermijden van risico’s door jarenlange waadervaring, bleef dit seizoen mijn waadstok meestal in de wagen.

Het gebruik van zeer fijne tippets leverde ook veel minder problemen op dan vroeger door fine-tuning van het geheel: een fijnere hengel, afgesteld slip, een aangepaste zelf gevlochten leader met behoorlijk wat rek, leaderringen, de juiste knoopvaste nylon en een kritische selectie van de gebruikte knopen. De chirurgenknoop (Triple Surgeon’s Knot) is nog steeds onze meest gebruikte verbindingsknoop voor nylon, voor het aanknopen van leaderringen of een haakoog zorgt tegenwoordig de ‘dubbele doorsteek’(Trilene Knot) voor een duidelijke versterking t.o.v. de gewone Clinch Knot. Een beetje gedwongen door nekpijn, is mijn vliegvisvest ook lichter geworden: het aantal dozen met vliegen en nimfen werd zonder veel gemis bijna gehalveerd. Mijn interesse voor nieuwe patronen is de laatste jaren steeds verminderd. We vingen ze de laatste jaren toch ( bijna) altijd weer met een dun, een meivlieg , een klinkhamer of (dit jaar nog het meest) een Buck Caddis. Een klein doosje met een minieme voorraad ‘specials’ zoals een Red Tag, Peute, Coachman, F-Fly enz. zit ook nog wel steeds in mijn vest ‘voor het geval dat’. Ook het aantal nimfen werd gefine-tuned, zowel het gewicht als aantal patronen. Het zuiver patroon-denken is ook stilaan verminderd. Ik groepeer ze meer en meer naargelang het gebruikte bodymateriaal. Ik vis toch hoofdzakelijk met een nimf gemaakt van fazantenstaart (PT), van pauwfiber of van hazenhaar. Entomologisch vertaalt zich dat gemakshalve in Pheasant Tail nimfen als imitatie van haftnimfen, patronen met pauw body voor sedge pupa’s en Hare’s ear nimfen als joker voor al de rest van bodemnimfen tot emergers. En binnen deze nimfengroepen doe ik dan verder aan fine-tuning. Het belangrijkste hierbij is zeker de variatie in grootte en gewicht. Ik zal eerder een maatje kleiner van de zelfde nimf uitproberen dan weer maar eens een totaal ander patroon. Daarbuiten pas ik vaak een tweede verfijning toe met bijkomende hot spots of kleurtriggers: een andere parelkleur, een tinseltje, een kraagje of een tagje. En voor de nachtrust heb ik toch ook weer een (klein) doosje met enkele specials mee met o.a. enkele spiders en ‘het rozeke’ van clubgenoot Alfons want dat blijft nog steeds een knaller in het najaar. De dobber-beetverklikker werd enkele malen met succes vervangen door een spiraaltje. Deze long-nymphing methode zullen we volgend jaar zeker verder uittesten. Het gezichtsvermogen is ook al niet meer optimaal en dan verminderden weerhaak loze haken onnodig gepruts aan de waterkant bij het platdrukken van die ondingen en zeker ook bij het onthaken van vlagzalmen. En als afsluiter: observatie van de visplaats loont alvorens in het water te stappen en beginnen te werpen. Mijn mooiste beekforel, grootste regenboog en grootste vlagzalm zaten dit jaar allemaal verrassend dichtbij in de luwe ondiepe kant van de rivier.

Tekst: Jos Cumps