Latijnse benaming: Squalius cephalus, Engelse benaming: Chub, Franse benaming: Chevaine, Duitse benaming: Döbel

De kopvoorn bereikt een maximale lengte van 60 cm en een gewicht tot 4,2 kg. Het is een riviervis die wij aantreffen in langzaam tot vrij snel stromende rivieren, maar ook in enkele meren en soms in brak water. Hij behoort tot de voornfamilie en is, net als de andere voornsoorten, erg goed bestand tegen milieuvervuiling. De kopvoorn heeft een apart schubpatroon; het is als het ware een net. Dit valt vooral op bij de jongere exemplaren. De schubben zijn vrij groot. De borstvinnen, de buikvinnen, de anaalvinnen en de onderste stralen van de staartvin zijn rood gekleurd. Het lichaam is spoelvormig. De grote muil, en de grote ogen zijn een typisch kenmerk van de kopvoorn.

De kopvoorn paait van april tot juni en hiervoor begint hij zich te verplaatsen naar de paaiplaatsen. Deze zijn vaak ondiepe, snelstromende gedeelten van de rivier. De kleine scholen leggen daar hun eitjes af boven de kiezelgrond. Dit duurt 10 à 20 dagen. De wijfjes leggen tot 46.000 eitjes per kilogram lichaamsgewicht. Binnen de acht dagen komen de eitjes uit.

Hij is een “alleswreter”, van algen, waterplanten, vis, insecten en hun larven. Maar ook plantaardig voedsel. Hij is geen “bodemwoeler” maar eet het liefst vrij zwevend of drijvend voedsel en voedsel dat over de bodem komt aandrijven. De grote kopvoorn is een geduchte rover en jaagt vooral op kleine visjes en visbroed.

Het zijn schuwe vissen. De grote exemplaren zijn ontzettend moeilijk te vangen en vragen heel wat geduld en deskundigheid van de (vlieg)visser. De jonge vissen troepen meestal samen in scholen; de ouderen zijn meestal solitair. Door zijn schuwheid vormt het vangen van een kopvoorn een uitdaging voor elke vliegvisser. Men bestempelt soms bepaalde gedeelten van rivieren als “weinig interessant” omdat er “slechts” kopvoorn rondzwemt. Vliegvissers die ervaring hebben met het belagen van de kopvoorn schatten deze visserij nochtans hoger in dan die op beekforel. Het is dus een echte uitdaging en vergt een flinke dosis geduld en ervaring!

De kopvoorn is het ganse jaar door te vangen; zelfs de winterkoude kan zijn eetlust nauwelijks beperken. De beste hengelomstandigheden zijn een stabiele temperatuur en helder water.

André SchueremansFrank Sawyer flyfishingclub

Doorgangen tussen plantenbedden, grote tapijten drijvende planten zoals waterranonkel, achter brugpeilers en vooral in de buurt van struiken en overhangende bomen. Kortom: daar waar de kopvoorn zich snel kan verschuilen wanneer er gevaar dreigt. In de zomer treft men deze vis meestal aan de oppervlakte van het water aan. In de winter zitten ze veel dieper en ook in minder snel stromend water.

Warm weer is “kopvoornweer”. Des te warmer het water, des te groter de kans op een kopvoorn. De vissen bevinden zich dan net onder het wateroppervlak op zoek naar voedsel. Dit is het geschikte moment om met een droge vlieg “op zicht” te vissen. Een spannende bezigheid! Bemerkt men een grote kopvoorn in vrij water, dan zal het moeilijk worden om deze te vangen. Bij de minste verdachte beweging (een visser die zich langs de oever beweegt of zich te snel in het water verplaatst) laat hij zich dieper in het water afzinken en verdwijnt uit het zichtveld om dan een tijd later terug te keren. De kans op succes verhoogt wanneer de vis zich in de buurt van zijn schuilplaatsen bevindt. Hij verliest dan een beetje van zijn schuwheid zodat zijn nieuwsgierigheid de bovenhand neemt.

Hengeltechniek

Neem je tijd en observeer de vis van op een zekere afstand. Verplaats je langzaam al wadend, zeker bij traag stromend water. Als je in de buurt van een vis komt, ben je in het voordeel wanneer je struiken of bomen achter jou hebt zodat jouw silhouet niet te fel afsteekt met de achtergrond, . Ben je op het droge, stap dan niet te kort tegen de oever en kom je in de buurt van een kopvoorn hou je dan laag om hem te observeren. Mede door de schuwheid van de vis loont het om (schuin) stroomopwaarts verre worpen te maken en de vis vooral niet te “overwerpen”. Zoek de juiste werpafstand door de vliegenlijn progressief te verlengen. Vermits je dikwijls in de buurt van overhangende takken en struiken bent en moet trachten jouw vlieg onder die hindernissen te doen belanden, laat je bij de afworp je vliegenlijn met leader “wegschieten”. Hoe mooi is het om een kopvoorn langzaam naar je droge vlieg te zien stijgen en zijn grote muil het wateroppervlak te zien doorbreken om je vlieg dan langzaam en berekend te zien opslurpen. Schitterend!

De dril die daarop volgt moet bedachtzaam en gecontroleerd verlopen want de eerste reactie van de gehaakte vis is hevig en explosief. En wij zijn meestal kort in de buurt van hindernissen die veel problemen kunnen opleveren. En onze leaderpunt is dun vermits we met een schuwe vis te maken hebben. Na de eerste felle vlucht verliest de kopvoorn echter snel van zijn krachten zodat verschillende lange “runs” wegblijven. Mits wat ervaring lukt het om de hindernissen te omzeilen en de vis te landen.

Materiaal

Aftma 6 hengel met floating line – taps verlopende nylon leader voor de droge vlieg of nylon leader van dezelfde dikte voor de nimf of streamer. Diameter: 0,14 à 0,18 mm. Wat de vliegen betreft: rood en zwart zijn kleuren die de kopvoorn wel lust. En de vliegen mogen best wat groter zijn dan bij de forelvisserij.

Tekst: André Schueremans